Logo World and Universal Academy (FR)
AMERICAN
ENGLISH
DUITS
RUSSIAN
PORTUGUESE
ITALIAN
SPANISH
Congo et l'Union Africaine
CHINA
JAPAN
NEDERLANDS

FRANÇAIS

WORLD AND UNIVERSAL ACADEMY FOUNDATION
CONCOURS LITTERAIRES ET CONCOURS ARTISTIQUES
ECOLE DES BEAUX-ARTS, DU CINEMA ET DE LA CULTURE
Organiser des concours, décerner des prix et dispenser des cours dans le domaine des arts et de la culture. Tels sont les objectifs de la Fondation WORLD AND UNIVERSAL ACADEMY.
 
 
  
 
 

 
 
ÉLISEZ LES MEILLEURES OEUVRES DU MOIS (JUILLET 2007)
ELECT THE BEST NOVEL/SHORT STORY OF THE MONTH
KIES DE BESTE ROMAN OF HET BESTE VERHAAL VAN DE MAAND
 
NOUVELLE/ROMAN 37
 

"Tammy"
Author/auteur: Marco Knauff(Netherlands/Pays-Bas/Nederland)

 
1.
“Ik ben Tammy,” herhaalt ze.
Ze spreekt zacht en duidelijk, met een spoortje van heesheid. Muziek in de woestijn van mijn gedachten. Ze verdrijft de leegte, de wurggreep van de beklemmende stilte, mijn opkomende waanzin.
“Je hebt een heerlijke stem,” zeg ik en ik schrik van mijn schor uitgesproken woorden, die echoën tegen mijn beschermende glashelm.
“Uiteraard,” beaamt ze en behalve de vanzelfsprekendheid van haar antwoord is het vooral de luchtige, bijna vrolijke toon waarop ze het zegt. Ik verhoog mijn looptempo langs de oneindige Ergoszee en mijn lippen krullen zich tot een glimlach.
“Jij hebt míj uitgekozen,” vervolgt ze. “Sterker nog: ik ben gemaakt naar jouw aanwijzingen. Jouw stressenzymen hebben mij in je hoofd geactiveerd. Ik ben je laatste redmiddel, weet je nog? Nee, natuurlijk niet,” gaat ze meteen verder. “Ik besta alleen maar in je diepste onderbewustzijn - totdat je in nood komt.”
Ik blijf staan en wrijf afwezig over het flexiglas van mijn helm. Mijn blik verdrinkt in het diepe blauw van de zee. De horizon versmelt met het onbestemde zachtgrijs van de Senetyaanse lucht. Ik kan maar niet wennen aan deze dreigende, benauwende hemel.
Ik knik na Tammy’s woorden.
“Ik ben in nood,” zeg ik.
“Dat weet ik, Colin. Sinds het alarm in je hoofd is afgegaan heb ik tijd genoeg gehad om jouw geheugen te scannen. Ik kwam nét op tijd. Je bloeddruk daalt alweer, je hartslag is bijna normaal, alle sporen van hysterie zijn uit je stem verdwenen.”
“Was het zo erg?”
“Ja. Maar nu ben ik er voor je. En je kunt mijn hulp goed gebruiken, merk ik.”
Onbewust heb ik me omgedraaid. Ik begin aan de lange wandeling naar het wrak van mijn capsule.
“Dat kun je wel zeggen,” verzucht ik. Ik voel me opgelucht nu ik hardop kan praten en ook nog eens antwoord krijg! Mijn rechterhand maakt, gehinderd door mijn hittebestendige pak, een traag en hulpeloos gebaar in de lucht.
“Tammy, ik was zó in de war, alsof iemand mijn hersenen door elkaar heeft geklutst. Eerst dat ongeluk… het lijkt al zolang geleden!”
“Zesentwintig aarddagen, acht uur en drie minuten,” ratelt ze.
Ik sta perplex. “Weet je dat zeker?”
“Absoluut,” bevestigt ze zelfbewust.
“Zesentwintig dagen,” mompel ik voor me uit. Dan, luid: “Zesentwintig dagen!”
Ik knijp mijn ogen dicht en opnieuw danst mijn verwarrende tijd hier aan deze verlaten kust op mijn netvlies. Een lichte duizeling trekt door mijn hoofd. Wanneer ik mijn ogen weer open, glinstert het rode wrak in de verte, als een halfbegraven lieveheersbeestje, tien meter van de branding.
“Het is een wonder dat je nog leeft, Colin.” Hoor ik medeleven in haar stem?

2.
Hoe lang zal dit wrak me nog beschermen tegen de moordende hitte? De zon hangt als een groene gong aan de zuidelijke hemel. Zonder mijn pak zou ik verschroeien en alleen de filter in mijn helm is in staat deze atmosfeer in de voor mij juiste hoeveelheid zuurstof om te zetten.
Dit vochtige, hongerige klimaat verteert de restanten van mijn capsule in een hoog tempo. De helft van het dak is verdwenen, de staart is uiteengereten, de opening bij de neus groeit iedere dag. Het interieur krijgt een afwisselend groene en marmeren kleur: schimmels en snelmossen ontfermen zich over wat ooit een trots verkenningsvoertuig was.
Tammy heeft gezwegen totdat ik in de capsule belandde. Ik weet niet eens meer waarom ik ernaar ben teruggekeerd. De aanblik van het verloren toestel stemt me wanhopig, maar Tammy zorgt ervoor dat ik mijn verstand niet verlies.
“Drink eerst wat, Colin.” Het klinkt als zachte dwang. Ik drink via de helmtoevoer gezuiverd zeewater. Het lijkt wel of het vandaag heel zoet smaakt.
“Eet wat. Het is belangrijk dat je in conditie blijft.”
Eet wat.
Die ogenschijnlijk nuchtere aanbeveling laat alarmbellen in mijn hoofd rinkelen.
“Ik weet het, Colin. Je had geen keus. Die heb je nog steeds niet.”
Haar zachte stem kalmeert me en maakt me tegelijk razend. Ze wéét het! Mijn geheim is uitgelekt.
Ik uit een schorre kreet.
“Zoals ik al zei: je had geen keus, Colin. Niemand had Bill kunnen redden. Je hebt je uiterste best gedaan. Zelfs de cardiallator kon zijn hart niet meer op gang brengen.”
Mijn helm voorkomt dat ik mijn hoofd in mijn handen verberg. Ik haal diep adem en opnieuw dringt dat afschuwelijke beeld zich weer op: Billy, hevig bloedende Billy, die beklemd zat tussen de cockpit en de zijdeur, nadat de storm ons uit koers had gebracht.
Ja. Ik heb mijn best gedaan om hem te redden. Billy. Drieëntwintig jaar.
“Waarom was je er toen niet voor me?” verwijt ik haar. “Dacht je dat ik het makkelijk vond? Begrijp je hoe ik me voelde na die eerste hap? Ik voel de misselijkheid nog opkomen, weet je dat?”
“Rustig, Colin. Je was nog niet aan mij toe. Je had blijkbaar nog genoeg kracht over. Kijk, natuurlijk begrijp ik hoe moeilijk dat voor je geweest is. Maar je vloeibare voedsel was vergiftigd door de brandstof en je reservevoorraden gingen nog drie dagen mee. Wat moest je anders?”
“O god, Billy,” fluister ik, nu iemand anders op de hoogte is van mijn daad. Ineens branden er tranen achter mijn ogen. “Hij was een goeie jongen. Als hij had geweten dat - ”
“Hij zou hetzelfde hebben gedaan,” onderbreekt ze me. “Iedere goede verkenner zou hetzelfde hebben gedaan. Zo niet, dan ben je geen overlever. Je hebt een taak te volbrengen, Colin. Een opdracht die boven persoonlijke belangen uitstijgt. Je had pas een probleem gehad wanneer de conserveerder was uitgevallen in dit hete klimaat.”
Ineens hoor ik mezelf zeggen: “Ik heb hem vermoord, Tammy! Vermoord. Ver-móórd!”
Ik schreeuw de laatste twee lettergrepen tegen mijn helm. Een vlaag van duizeligheid overvalt me. Mijn slapen beginnen te bonken.
“Hé, rustig! Ik ben niet voor niets verschenen. Kalmeer. Ga zitten.”
Het is alsof ze controle heeft over mijn spieren, want ik plof op de laatst overgebleven zitting in de cockpit, buiten bereik van de zon.
“Ik heb hem vermoord, Tammy,” fluister ik. Ze wacht op de rest. “Natuurlijk heb ik de cardiallator gebruikt, wel twintig keer, misschien wel meer!”
Ik probeer die afschuwelijke beelden te verdringen. “Ik had hem nog een bloedtransfusie kunnen geven. De levensprik kunnen proberen. Ach, ik kan mijn geweten sussen door te zeggen dat de indicator zijn levenskansen beoordeelde op hooguit vijf procent. En dat was in het gunstigste geval. Nou, alles zat tegen: de noodoproeper was uitgevallen, de rookpluimer vernietigd. Ik heb de noodpijlen zelf moeten uitschakelen omdat ze mij dreigden op te blazen. Ik was lichtgewond, uitgeput en lichtelijk in paniek. Billy’s toestand greep me aan. Mijn voorraden waren op. De zon stond recht boven me. Ik voelde mijn einde naderen,” piep ik. “En dat gevoel…”
De woordenstroom put me uit. Haar stem voelt aan als een troostende hand, zacht als kuikenpluis.
“Ik ben er nu om je te helpen,” zegt ze en ze klinkt als een geliefde en een moeder tegelijk. “Jij bent nu belangrijk, Colin. Jij moet overleven. Jij moet zien terug te keren. Er is nog genoeg Billy voor acht dagen. Eet. En laat dan je woede en frustratie maar gaan. Huil maar bij me uit. Huil maar bij me uit.”

3.
Haar aanwezigheid kalmeert me, al spreekt ze alleen wanneer het nodig is. Ik voel me niet meer alleen. Tammy geeft me moed, een doel om te leven. De waanzin knaagde aan mijn geest, de stilte, de leegte, het absolute niets bekroop me.
Zoals een patiënt zich aan zijn psychiater kan hechten, zo geef ik me over aan Tammy. Mijn gedachten komen tot rust, de zon in mijn geest keert terug.
Ik heb bij mezelf uitgehuild, maar haar troostende schouder was voelbaar. Ze luistert. Ze begrijpt me. Ze is er voor me wanneer ik haar nodig heb.
“Wat kan ik doen?” roep ik luidkeels, terwijl ik naast mijn capsule sta en uitkijk over de glanzende huid van de zee.
“Het enige wat je kunt doen is overleven,” antwoordt haar honingzoete stem onmiddellijk. “Je bent alleen nuttig voor de mensheid wanneer je leeft.”
Ik zucht. “Ik… Billy en ik waren zó dichtbij, Tammy. Nu mijn hoofd weer helder is, zie ik alles weer voor me. We vlogen boven het Paarse Woud en volgens het scherm waren we dicht in de buurt van de savi-savibomen, waarvan de vruchten mogelijk antistoffen bevatten tegen de witte dood. Ik daalde al, zocht een geschikte landingsplaats en…”
De herinnering maakt me duizelig.
“Plotseling kwam die storm op, Tammy. Vanuit het niets. Echt, vanuit het niets! Goed, de lucht verkleurde naar grijs boven de horizon, maar vanuit de capsule kreeg ik geen enkele indicatie dat we in zwaar weer zouden komen. Een loeiende wind tilde ons op en als een veertje werden we binnenin de storm gezogen. We schoten in onze beschermende pakken. Daarna werd alles zwart en toen ik ontwaakte lag de capsule hier.”
Ze zwijgt.
“Ik heb gefaald. De basis had mij uitgekozen om dit deel van Senety te verkennen, op zoek naar antistoffen tegen de witte dood. Alles wat kon bijdragen aan een tegengif was welkom. Weet je hoeveel mensen er al zijn overleden op aarde? Vijf miljoen. Vijf  miljoen, Tammy. Het virus verspreidt zich via de lucht en bleekt de slachtoffers, zodat ze er al uitzien als levende doden. Mijn broer Jeffrey…”
“Ik zou eerst maar om jezelf denken, Colin,” zegt de gedecideerd. “Het verleden is onomkeerbaar. Voor schuldgevoelens heb je geen tijd. Hopelijk zullen je collega’s je vinden. Tot die tijd zullen we samen moeten overleven. Hoe lang denk je dat Billy’s koeler nog werkt?”
Haar stem klinkt neutraal.
Ik haal mijn schouders op. “Misschien nog een minuut. Misschien nog een week? Tijd verdampt op Senety.”
“Goed. Je zult zoveel mogelijk moeten eten nu het nog kan. Maar vooral: drinken. Je weet nooit hoelang de zoutfilter nog zal werken.Geen nood; mocht die uitvallen, dan kunnen we in het woud naar een oplossing zoeken.”
“In het woud?!” Ik kijk zo snel om dat mijn nek verkrampt. De vaalblauwe streep in de verte komt iedere dag dichterbij. Dit is de woekertijd van de randen van het Paarse Woud, die volgens mijn gegevens tot de kust reiken en in de ondiepten van de Ergoszee zelfs uitgroeien tot verstikkende mangrovewouden. De zee is geen goed alternatief vanwege de paartijd van de netkwabben. De doorzichtige wezens met hun meterslange giftentakels vertonen zich dan in ondiep water. Dan toch maar het bos in? Mijn pak zal me beschermen tegen de vierogen: naalddunne, maar opdringerige reuzenwespen. Maar zal ik de robuuste drienek kunnen weerstaan, het gepantserde zoogdier uit het Paarse Woud? Om nog maar niet te spreken van onbekende wezens!
Ineens komt mijn situatie me voor als hopeloos.
“Ongetwijfeld zijn je collega’s op zoek naar je, Colin. Als het goed is zit er in je pak zelfs een ingebouwde vinder. Wanneer de atmosferische storingen niet zo groot zijn, is er een kans dat ze jou daarmee opsporen.”
Tammy. Altijd vindt ze de juiste woorden.

4.
Ze maakt een kalmte in me los die grenst aan apathie. Ik heb mijn best gedaan. Wat kan ik nog meer doen? Ik zette mijn leven op het spel om de mensheid te redden. Nu is het hun taak om me op te sporen.
Ik denk iedere minuut aan mijn inwendige gezelschap. We mogen elkaar. Ze bemoeit zich meer en meer met me, spontaan, zonder mijn luide kreten om hulp.
Ik wil dat ze in mijn hoofd blijft.
“Onmogelijk,” zegt ze. “Ik ben geprogrammeerd om je bij te staan in noodsituaties. Meer niet. Ik ben je laatste redmiddel. Verpest dat niet.”
Zo ken ik haar niet. Zo koel, zo kortaf.
“Ik ben er niet voor jouw plezier, Colin.”
Nog zo’n vriezenskoude opmerking die me ineen laat krimpen.
“Waarom praat je zo tegen me, Tammy?”
“Omdat ik zo ben.”
“Zo ben je níet. Het is een houding. Je vindt dat ik teveel aan je denk.”
“Ik denk dat je je in eerste instantie om jezelf moet bekommeren. Ik zou er maar voor zorgen dat je goed zichtbaar bent wanneer ze je komen halen.”
“Tammy, waarom praat je heel anders dan gisteren?”
“Eergisteren.”
Waar blijft de tijd?
“Je slaapt steeds meer, Colin. Daarom heb ik je soms wakker gehouden. Als je oververhit raakt…”
“Jij bent de enige die ik nog heb.”
Met onverholen irritatie zegt ze: “Je hebt me niet, Colin. Ik ben een ingebouwde psychiater, niet meer, niet minder. Ik ben geen persoon. Dr. Constance heeft mij in jouw hoofd geïmplanteerd.”
“Je klínkt wel als een persoon. Ik hoor emotie in je stem. Iemand die zo met mij spreekt is meer dan een stem. Je hebt een geest, een lichaam.”
Lacht ze me uit?
“Ja, ik heb een beperkte geest die toegerust is op situaties als deze, zoals ik je al duizend keer heb verteld.” Sluipt er vermoeidheid in haar stem? “Wanneer ze je komen redden zal ik voorgoed uit je leven verdwijnen en keer jij weer terug naar de realiteit van de basis.”
“Wil ik dat wel?” daag ik haar uit. “Geen mens kan zo goed luisteren als jij. Wij voeren geen ego-strijd en dat is verkwikkend, weet je dat? Je bent niet alwetend, zoals degenen met meer strepen op hun schouders. Ik zou je nog beter willen leren kennen. Je bent openhartiger dan mensen die zich vroeger vrienden noemden.”
“Je weet niets van me. Er valt ook niets te weten.”
Ik glimlach omdat ze meespeelt.
“Wat vind je van me?” vraag ik.
“Ik vind dat je een verkenner bent die nog steeds niet zonder mij kan. Het is mijn plicht om jou geestelijk te beschermen, zodat je later aan een nieuwe missie kan deelnemen.”
“Je valt dwars door het scherm, Tammy. Je laat je gaan. Je bent meer dan een geprogrammeerde stem.”
Ze antwoordt niet.

5.
In mijn dromen maak ik me voorstellingen van Tammy. Haar stem krijgt een lichaam van één meter tachtig. Wanneer de mist uit mijn onderbewuste optrekt verschijnt haar gebruinde lijf, lang en slank. Het prototype van een catwalkmodel uit de late jaren negentig, maar dan met een bruisende, levendige uitstraling, nog niet aangetast door vlieg- of ruimtereizen, shindy en drugs. Brede heupen en zichtbare ribben. Hoge, stevige borsten, een iets uitstekend sleutelbeen, een dunne nek, gestileerd gezicht, volle, glanzende lippen, hoge jukbeenderen en dan, haar ogen…
Emeraldgroen met een zweempje blauw. Kastanjebruine haar, dat los over haar schouders valt. Haar sensuele mond glimlacht. Ze steekt haar hand naar me uit en wenkt me.
Ik loop naar haar toe en ik val.
Ik val.

6.
“Kijk uit in het wrak!” waarschuwt ze me. “Het dak kan ieder moment instorten. De rompscherven zouden je pak kunnen beschadigen. Kom hier alleen nog maar om te eten.”
Eten.
Het kost me moeite om Billy’s romp met de laser open te snijden. Tot ik Tammy weer in mijn hoofd hoor. Ik moet overleven. Daarna voel ik me een stuk krachtiger.
De zon hangt als een stervende rode kogel boven de horizon. Het ruisen van de dichterbij kruipende branding zucht in mijn helm. Het woud rukt op als een oranje muur.
Ineens staat mijn besluit vast: ik wil gek worden.
Als Tammy maar bij me is.
Ze lacht me uit, hatelijk. “Je kunt me niet zomaar oproepen! Zovelen hebben dat in hun roes geprobeerd, maar het is hen nooit gelukt. Daarom heb je er nooit iemand over gehoord. Wanneer ik verdwenen ben zul je je mij niet meer herinneren. Tenminste, bijna niets. In je onderbewustzijn blijven nog wat vage flarden over, maar verder…”
Ze lacht triomfantelijk.
Ik stel me haar lach voor: haar volle lippen, haar fonkelende ogen.
“Ik weet hoe je eruit ziet,” zeg ik.
“Ik zal je meteen ontnuchteren,” antwoordt ze. “Jouw associatieve geest vormt zich een beeld van mijn lichaam. Dat is heel normaal. Het is zelfs een onderdeel van onze overlevingsstrategie.”
“Je bent bijna net zo lang als ik,” dring ik aan. “Jouw huid is donkerder dan de mijne; gebronsd, alsof de avondzon er doorheen schemert. Je bent slank, maar niet mager. Je hebt handen zoals Vorelli ze graag schilderde. Er spreekt nieuwsgierigheid uit jouw blik, verlangen… wist je dat ik nog nooit zulke ogen gezien heb? Jouw kleur groen?”
“Ik wou dat het waar was! Ik moet toegeven dat je wel iets in me hebt losgemaakt, Colin. En daarom is het goed dat ik zo snel mogelijk uit je leven verdwijn.”
Ik hou mijn adem in.
“Leg uit,” zeg ik hees.
“Misschien ben ik de eerste stem, de eerste innerpsych, die zich bewust is van haar positie,” zegt ze bedachtzaam. “Ik ken mijn taak, weet mijn beperkingen, maar je hebt me wel nieuwsgierig gemaakt naar hoe het is om een mens van vlees en bloed te zijn.”
Hoor ik een heimelijk verlangen?
“Dáárvoor ben ik niet gemaakt,” vervolgt ze op berustende toon. “Ik ben kunstmatig, een menselijke uitvinding, een noodgreep voor op drift geraakte ruimtevaarders. Daarvan ben ik me volledig bewust. Het is niet goed om meer te wensen. Ik ken mijn taak, ik accepteer mijn status.”
“Zo klink je niet.”
“Dat is jouw interpretatie.”
“Vorige keer had ik ook gelijk. Ik hoorde de emotie in jouw stem.”
“Het wordt tijd dat ik me voorlopig terugtrek. Colin, zul je voorzichtig zijn in de capsule?”

7.
Die krankzinnige stilte sloopt de tijd.
De zon daalt tergend langzaam naar de horizon. De zee rukt op. Het woud nadert. Tammy zwijgt. Is ze bang voor me?
Ik luister naar mijn razende hartslag, mijn diepe ademhaling. Neem een grote hap uit Billy’s lijf. Drink gefilterd water. Voor hoe lang nog? Er verschijnt geen reddingsvaartuig aan de brandende hemel. De zee nadert. Het woud rukt op. Tammy zwijgt.
De chaos in mijn hoofd neemt weer toe. Ik loop rondjes in het rode zand. Aan de hemel verschijnt het bestraffende oog van een ster.
Ik roep Tammy’s naam. Ze antwoordt niet.
De stilte vreet me op. Ik moet terug naar af. Terug naar af. Terug naar dat zaligmakende moment van haar stem, die mijn gekte doorbrak.
Schimmels woekeren in de capsule. Het kan niet lang meer duren voordat alle functies uitvallen. De horizon hapt naar de zon. Ik slaap. Ik droom. Tammy zwijgt. Ik eet. Ik drink. Ik leef. Ik overleef. Ik wil de gekte cultiveren, de grens van waanzin bereiken die haar oproept. Tammy, mijn liefde, mijn leven. Deel van mijn geest.
Met haar wil ik praten, met haar wil ik zingen, de geheimen van de kosmos ontrafelen. Ik weet nu dat ik zo graag meewerkte aan dit experiment omdat ik haar bij me wil houden.
De andere vrouwen glipten te snel uit mijn leven weg.
Een siddering sluipt over mijn ruggengraat. Is dát het? Heb ik de storm opgezocht omdat…
Nee. Het was gewoon een noodlottige samenloop van omstandigheden.
Het plafond van de capsule stort in. Zand dringt door de bodem. De zon komt als een zachtgele boterbal tevoorschijn boven de glinsterende zee. Het Paarse Woud nadert. Ik ben alleen.
Ik ben alleen.
Ook Tammy heeft me verlaten. Experiment mislukt.
Ik praat tegen haar, ik schreeuw, ik bedel, ik smeek.
Ze is weg. Mijn hoofd is leeg. Alle hoop is vervlogen. Mijn hele leven eindigt hier op Senety. Alles. Mijn huisaap Minki, mijn appartement op Belden Avenue, het luchtterras, mijn nutteloze diploma’s, mijn erepenningen, Jocelyn, Alicia, mijn ruimtemaatje Billy. Tammy.
Tammy Tammy Tammy.
Wat een nutteloos einde! Ik wil de helm van mijn hoofd rukken, de zware lucht van Senety inhaleren, de atmosfeer die mij heeft overwonnen en waarvoor ik nederig in het zand kniel.
Alles is verloren. Ik ben verloren.
Help me! roep ik naar het heelal, maar mijn kreet verstikt in mijn helm.
Help me.
Ik val.

8.
Wanneer de gekte aan mijn hersenen vreet, keert mijn reddende engel terug. Een gevoel alsof haar zachte handen mij uit het koele, maar verstikkende zand trekken. Haar stem laat me zweven. Maar al gauw welt de woede op.
“Ik had wel dood kunnen gaan!” verwijt ik haar.
“Je wil afhankelijk van me worden!” kaatst zij terug. “Denk je dat je mij kunt manipuleren? Wat is er met je, Colin? Je bent een professionele en ervaren ruimtevaarder. Ik ben bang dat er iets gaande is waarop ik geen invloed meer kan uitoefenen. Je drijft bij me vandaan.”
“Integendeel,” zeg ik. Uitgeput laat ik me languit op het strand vallen, tot vlakbij het water, zodat ik het gevoel heb dat de koelte van het zand door mijn pak kan dringen. Mijn helm drukt een zandheuvel plat en wezenloos staar ik minutenlang naar het mozaïek van miljoenen korrels.
Mijn keel is droog, mijn tong plakt als een gerimpelde cocaschil aan mijn gehemelte. Ik kom overeind. Tammy’s terugkeer versterkt me. Ik loop terug naar het wrak van mijn capsule. De wind heeft een nieuwe duin tegen de verroeste romp geblazen. Ik stap voorzichtig over de onderste rand van het wrak.
Zonder Tammy zou ik zijn uitgedroogd. Ik drink het gefilterde water door het slangetje via mijn helm. De filter is het laatste apparaat dat nog werkt. Billy’s conserveerder is uitgevallen.
Wanneer? Het restant van zijn lichaam is nog koel.
Mijn hartslag verdubbelt. Een steek schiet door mijn hoofd. Mijn spieren verslappen, mijn ontlastingreservoir raakt helemaal vol.
Billy!
Mijn laatste kans om te eten. Aan de slag! De laser is uitgevallen. Ik ben aangewezen op handwerk. Ik snij een zo groot mogelijk stuk vlees weg en breng iedere hand snel naar de schuif in mijn helm. Snel, voordat de atmosfeer de kans krijgt om binnen te dringen, breng ik iedere brok naar mijn mond. Ik eet gedachteloos. Billy is al warm wanneer ik de laatste hap heb weggewerkt.
Bedankt, collega, denk ik. Bedankt, vriend.
De verpulver werkt niet meer.

9.
“Ik denk niet dat ze nog komen,” zeg ik tegen Tammy, volgens mij een dag na Billy’s verlies. De heldergele zon brandt een kuil in de grond.
“Nooit opgeven,” antwoordt ze.
“Het bos is al dichtbij. Ik kan de takken en bladeren al onderscheiden. De zee kruipt tot aan mijn voeten.”
“Zolang je er nog bent is er een kans.”
“Misschien wil ik niet gered worden.”
“Onzin. Je zou ophouden met die masochistische praat. Je verlangt naar je vrienden, Colin.”
“Totaal niet. Ze hebben me in de steek gelaten. Ik wist het. Ik heb dit risico als verkenner bewust genomen. Natuurlijk hield ik er inwendig geen rekening mee. Maar het kon gebeuren.”
“Iedere minuut kunnen ze hier zijn.”
“Ik zou niet meer passen in de dienst. Daarvoor is er teveel gebeurd.”
“Je houdt jezelf voor de gek. Je bent een kosmonaut in hart en nieren. Niet voor niets ben je voor deze missie gekozen.”
“Dat móet je zeggen, Tammy. Ik ben maar een onbeduidend radartje in het geheel. Voor de dienst ben ik onbelangrijk, een naam op het scherm. Een nummer. Dat zie ik nu duidelijker dan ooit. Dankzij jou. Zoals je terecht zei: ík moet overleven.Voor mezelf.”
“Wacht maar tot ze hier voor je staan,” is haar stellige overtuiging.

10.
Uit het niets verschijnt een zwarte stip aan de hemel. Zie ik het goed? Ben ik aan het hallucineren? Nee. De stip nadert uit het noorden en groeit uit tot een bolletje, tot een blinkende ovaal. Een zilveren reddingssloep.
Vuur brandt in mijn geest. Ik sta als verlamd op de laatste strook zand, tussen de resten van mijn capsule en de uitlopers van het Paarse Woud.
Zoemend landt de sloep vijf meter bij me vandaan.
De deur schuift open. Twee redders van de dienst. Schoonvegers, zoals ze in de kantine worden genoemd. Een man met een donkere huid en een blanke vrouw. Ik ken geen van beiden. Langzaam dalen ze de schuiftrap af en stappen op het zand.
Ze grijnzen zelfvoldaan.
“Colin Johns?” vraagt de vrouw. Haar stem klinkt in haar flexihelm gedempt en dof, heel anders dan Tammy’s heldere en zwoele klanken.
Ik reageer niet. “Colin?” herhaalt de man.
Ik blijf als bevroren staan. Mijn lippen bewegen, maar er komt geen geluid uit. Tammy fluistert iets in mijn hoofd, maar ik ben nog te verbijsterd om haar woorden tot me te laten doordringen.
De twee wisselen een snelle blik uit. Hij draagt een eerste-hulpstaaf, zij een scanner. Verbazing groeit op hun gezichten. Tegelijk lopen ze naar me toe.
Natuurlijk! gilt een inwendige stem. Ik moet er afschrikwekkend uitzien, met mijn door de zon geschroeide gezicht en ruwe baard.
“Gelukkig hebben we je net op tijd gevonden, Colin,” zegt de vrouw. Ze gaan er dus vanuit dat ik Colin ben. Ze knikt naar het woud, twaalf passen verderop.
“Het moet een hel voor je zijn geweest,” gaat de man op professionele toon verder, terwijl hij schuin omhoog naar de verzengende oranje bol kijkt.
“Je leeft,” vervolgt zij. “Dat is al meer dan we konden hopen. De storm moet jullie compleet hebben verrast.”
Jullie.
Alsof ze mijn gedachten leest, vraagt ze: “Is Billy…?”
Traag schudt ik ontkennend mijn hoofd.
“Billy slaapt,” pers ik eruit.
Hun blik verandert. Zie ik begrip? Afkeer? Wanneer ze nog drie stappen bij me vandaan zijn, maan ik hen te blijven staan. Dat doen ze, aarzelend.
“Ik vertrek,” hoor ik mezelf zeggen. De woorden klinken hol in mijn helm. “Dat is het beste voor iedereen.”
“Hé, Colin,” zegt ze op wat een troostende en meelevende toon moet zijn. “We zijn niet voor niets half Senety overgevlogen om jou te vinden.”
Het ontgaat me niet dat ze vanuit haar ooghoeken contact zoekt met haar collega. Hij knikt, een nauwelijks zichtbare beweging, maar ik zie het en ondertussen zakt zijn linkerhand, nonchalant maar subtiel, naar zijn verdover.
Natuurlijk! Ik ben één van de vele verdwaalde kosmonauten die zij moeten opsporen. Dit goed op elkaar ingespeelde duo is ongetwijfeld vermoeid na hun lange zoektocht. Ze hebben geen zin in discussies, vermoeden dat mijn eenzaamheid me parten speelt en dat ik niet meteen bereid ben hen te vergezellen. Dus zullen ze hun maatregelen treffen en me later aan de bedrijfspsycholoog overlaten.
“Je moet nodig herstellen, Colin,” zegt ze geruststellend. “Een paar silencers, thermobaden, een intensieve geheugenscan, een dagje in de cocon…”
“Ondanks jouw inwendige psych heb je veel doorstaan,” vult hij aan. “Ja, we hebben je files gescand,” verklaart hij zijn kennis van Tammy’s aanwezigheid.
Tammy! Mijn ogen groeien. Waar blijft ze?
Terwijl de hand van de man naar zijn verdover glijdt, voel ik de schok van een immense leegte. Alsof mijn hersenen oplossen. Alsof mijn geest wordt leeggezogen. In een flits herinner ik me dat Tammy zich zal terugtrekken wanneer ze mij redden.
Ongemerkt zijn ze een stap dichterbij gekomen. Mijn hersenen werken op topsnelheid. Gedachten razen door mijn hoofd. Wanneer ik met hen meega, zal ik me van Tammy niets meer herinneren.
Binnen een tel overzie ik mijn toekomst. Wat is mijn volgende bestemming? Zal ik opnieuw gedwongen zijn een vriend te eten? Nee! Nooit.
Ik zal altijd bekend staan als Colin de kannibaal.
Maar als ik vlucht zal Tammy er weer voor me zijn.
Ik staar naar de grove, wezenloze gezichten achter het helmglas.
Ik kan niet naar de zee. Ik kan niet naar het bos.
Ik zal niet toestaan dat ze Tammy van me afnemen. Mijn laatste en enige lotgenoot. De enige persoon die ik wil koesteren. Ik heb al genoeg geleden. Ik moet beslissen.
Het Paarse Woud! Daar durven ze me vast niet te achtervolgen!
Ergens vind ik de kracht om te rennen. Mijn vlucht verrast hen. De man grijpt zijn verdover, maar in zijn haast glijdt het wapen uit zijn handen. De vrouw komt achter me aan, terwijl ze mijn naam schreeuwt.
Het zand klauwt naar mijn voeten. De zon spuwt vuur. De hemel draait weg. De zee brult. Ik glip langs hartvormige bladeren, zo groot dat ik er languit in zou kunnen slapen. Mijn omgeving verandert in een groen en paars mozaïek. Een schaduwrijk schimmenspel. Ik ren. Ik vlucht. Zigzag over de sponsbodem van het bos. Ik verdwijn in de liaanvormige en houten armen van deze veilige wereld.
Ik ben alleen. Bladeren ritselen. De boomkruinen zuchten. Bladeren zingen. Een insect met gouden vleugels neemt me nieuwsgierig op, waarna het tussen de takken verdwijnt.
Mijn redders zijn verdwenen, opgelost in hun eigen, veilige wereld.
Waarschijnlijk zullen ze in hun rapport schrijven: Colin Johns heeft zelfmoord gepleegd.
Of: hij is gevlucht en buiten ons bereik gekomen.
Ze mogen zichzelf niet in gevaar brengen.
Alles wat er van mij rest in de archieven van de dienst is een foto van mijn verongelukte capsule, met daarin de ontbindende resten van mijn vriend en collega, Billy.
Uit het niets zingt Tammy in mijn hoofd. Haar stem is niet metalig, maar zoet als verse honing. Haar aanwezigheid vult mijn geest, laat mijn bloed sneller stromen.
Na een eeuwigheid zak ik tegen een woudreus, die niet ouder kan zijn dan… een week? Een maand? Ik voel me moe. Eindeloos moe. Maar ook sterker dan ooit.
Ik heb Tammy gevonden. Ik ben haar vader en tegelijk haar geliefde. Ik voel haar in me. Naast me. Achter me. Ik hoor haar zachte voetstappen op de sappige bosbodem.
Ik sta op. Het koele bos ademt. Geritsel in de struiken trekt mijn aandacht. Daar is Tammy. In de rust en de beschutting van het woud durft ze zich eindelijk aan me te vertonen. Totaal anders dan ik me had voorgesteld - ze is veel mooier.
“Ik hou van je zoals ik nog nooit van iemand heb gehouden,” fluister ik en ik zou mijn helm willen afgooien om mijn liefde voor haar door het bos te krijsen.
Ik zie aan haar uitdrukking dat we voor elkaar zijn voorbestemd. Haar remmingen zijn voorgoed verdwenen. Samen kunnen we de toekomst aan. Ik glimlach en strek mijn handen uit naar mijn engel.

VOTE/VOTER/STEMMEN

 

 

 
 
 
 

 

 

 
ÉLISEZ VOS MEILLEURS ARTISTES
 

ÉCOLE Á DISTANCE

ACADÉMIE DES BEAUX-ARTS
Sculpteur sur bois
Artiste Peintre
Artiste Dessinateur
Dessinateur de BéDé

ACADÉMIE DU CINÉMA ET DES MEDIAS
Producteur Ciné Télé
Réalisateur Cinéma
Réalisateur Télé
Directeur de Production
Assistant Réalisateur
Scénariste
Storyboardeur
Reporter d'images
Monteur
Réalisateur Vidéo

ACADÉMIE DE L'ÉCRITURE ET DE LA PHILOSOPHIE
Poète
Auteur de chansons
Romancier(ère)
Auteur de Polar
Auteur de Romance
Auteur des érotiques
Nouvelliste
Conteur
Dramaturge
Écrivain pour jeunes
Auteur d'autobiographie
Romancier Graphique
Philosophie

ACADEMIE DE MUSIQUE
Ecrire des chansons
L'art de chanter
Jouer à la Guitare
Jouer à la guitare Basse
Jouer au clavier
Jouer à la Batterie
Jouer à l'Harmonica
Jouer au Saxophone
Jouer aux Congas
Jouer au Djembé et au Ngoma

ACADEMIE DE DANSE
Hip Hop
Rock
Salsa
Danse Africaine
Rumba
Flamenco
Tango
Mambo
Merengue
Samba

ACADEMIE DES ARTS-MARTIAUX
SelfDefense et Arts-martiaux

 
 
 
 
 
CONTACT
   
Copyright © 2006, Wuacademia/Wuacademy, All Rights Reserved