Kunsttalen
Met name in de 19e en de 20e eeuw zijn er ook diverse talen geconstrueerd. Deze worden kunsttalen of ook wel "hulptalen" genoemd, om ze van de "echte", natuurlijke talen te onderscheiden. Een hulptaal is in het algemeen een taal die de internationale communicatie moet vergemakkelijken, dus een lingua franca (dit laatste kan ook een natuurlijke taal zijn).
Talen als het Esperanto (dat hoofdzakelijk is gebaseerd op verschillende Indo-Europese talen), Ido en Interlingua zijn voorbeelden van hulptalen. Dit soort talen wordt ook wel auxlang genoemd, wat staat voor auxiliary language. Ook de term IAL wordt wel gebruikt, wat staat voor international auxiliary language.
Als een kunsttaal eenmaal door kinderen als moedertaal is verworven, is ze in die zin niet meer van de natuurlijke talen te onderscheiden. Het Esperanto heeft inmiddels echte moedertaalsprekers, en bezit aldus een fundamentele eigenschap van een natuurlijke taal.
Als hyperoniem voor alle kunsttalen is de term conlang bedacht, hetgeen staat voor constructed language. Onder de conlangs die geen auxlang zijn vallen alleen de echte fantasietalen, zoals de in het Midden-aarde van Tolkien gesproken talen of het Klingon uit de televisieserie Star Trek.
Maar eigenlijk zijn ook de standaardtalen tot op zekere hoogte geconstrueerd. Een deel van de woordenschat en de grammatica wordt door instanties en autoriteiten en vastgesteld. In veel talen worden woordvormingen met behulp van morfemen uit het Latijn en Oudgrieks gemaakt, zoals bij relatief nieuwe Nederlandse woorden als televisie (Grieks "tele" = ver, Latijn "visio"= zicht) en allochtoon (Grieks "allos"= ander en "chtonos"= aarde, land). Dergelijke nieuwvormingenen worden neoconstructies of neologismen genoemd.
In al deze gevallen gaat het om talen die, soms in een denkbeeldige wereld, tussen mensen worden gesproken. Daarnaast zijn er talen die weinig of helemaal niet worden gesproken, zoals wiskundige formalismen, diagramtechnieken, en programmeertalen. Deze worden gebruikt voor specialistische toepassingen, niet voor algemene communicatie.
Het begrip "taal" in ruimere zin
Het begrip "taal" wordt bij uitbreiding ook gebruikt voor andere dan de hierboven beschreven vormen van menselijke en niet-menselijke communicatie.
Vergelijkbare systemen
Het geheel aan commando's waarmee een machine - bijvoorbeeld een computer - wordt bediend, wordt wel machinetaal genoemd. Het gaat hier om een taal omdat de betekenis niet alleen door de commando's wordt bepaald, maar ook door de manier waarop ze gecombineerd zijn. Maar die grammatica is eenvoudig, en de betekenis wordt geheel bepaald door de werking van de machine in kwestie. Een programmeertaal daarentegen is een voor het programmeren van machines ontworpen taal die wordt vertaald naar machinetaal, en in tegenstelling tot machinetaal allerlei mechanismen uit natuurlijke taal kan bevatten, zoals naamgeving en ingewikkelde grammatica, zodat programma's voor de programmeur gemakkelijker te begrijpen en te construeren zijn.
Een programmeertaal is dus niet op te vatten als een coderingsysteem voor talen, zoals Morse, Braille, steno, ASCII of Unicode: dit zijn geen talen, maar alfabetten, spellingssystemen om tekst mee te noteren, die dan ook niet aan een bepaalde taal gebonden zijn, hoewel er wel taalspecifieke varianten kunnen bestaan.
Een taal kan ook grafisch van aard zijn. Grafische talen zijn meestal erg beperkt in toepassingsgebied, grammatica, en uitdrukkingsmogelijkheden. De verkeersborden bijvoorbeeld vormen nauwelijks een taal: weliswaar bestaan er systematische combinaties van verkeersborden, maar de manier van combineren geeft geen speciale betekenis: die wordt volledig bepaald door de betekenis van elk bord afzonderlijk. Dit is anders bij allerlei diagramtechnieken die in technische disciplines worden gebruikt: daarin hangt de betekenis van het geheel wel degelijk af van de manier waarop de onderdelen zijn gecombineerd. Voor veel ervan geeldt echter dat ze direct corresponderen met een andere niet-grafische taal, en daarom eerder als notatie dan als zelfstandige taal te beschouwen zijn. Voorbeelden uit de informatica zijn stroomdiagrammen, die corresponderen met programma's in een imperatieve programmeertaal, of UML-klassendiagrammen, die corresponderen met onderdelen van programma's in een objectgeoriënteerde programmeertaal. |